69
DE HAAGSCHE SCHILDERIJENMUSEA.
het zelfde jaar ook de Nicolaes Bruyningli bewaard,
met wien dit portret de grootste overeenkomst vertoont.
Hoewel het Gemeentemuseum door zijne uit de
stedelijke inrichtingen afkomstige schutter- en regenten
stukken een breed fondement van Haagsche kunst
werken bezat, waarop bij verdere aankoopen kon worden
voortgebouwd, zijn nog lang niet alle meesters, die
hier werkten, vertegenwoordigd. Door de aankoopen
van het tijdvak, dat wij beschrijven, zijn echter weder
eenige leemten aangevuld. In de eerste plaats onder
de tot dusver zoo goed als geheel ontbrekende Haagsche
stillevenschilders. Toch heeft deze tak van kunst hier
zóó gebloeid, dat Bode zelfs van een speciale school
van Haagsche stillevenschilders meent te mogen spreken.
In hoeverre dit juist is. laten wij hier in ’t midden
zeker is het, dat hier sedert het tweede kwartaal der
zeventiende eeuw tal van uitstekende beoefenaars van
dit genre gevestigd waren. Ik herinner hier slechts
aan den veelzijdigen Abraham van Beyeren. de evenknie
van Jan Davidsz de Heem, aan zijn ouderen zwager
en vermoedelijken leermeester Pieter de Putter, aan
zijnen navolger Is. van Duijnen, aan Jacques de Claeuw,
den talentvollen zwager van Jan Steen, aan Karei
Hardy, wiens groot stuk te Brunswijk ons doet be
treuren, dat er nog steeds niet meer van hem bekend
is, aan Hondecoeter, de beide Vereisten. Corn, de Heem,
Conr. Hoepel, Rachel Ruysch, die allen korter of langer
tijd in den Haag werkzaam waren
Tot deze stillevenschilders behoort ook Cornelis
Lelienberg. Zijn geboorte en sterftijd zijn onbekend.