HET DOOPBOEK VAN EIK-EN-D UINEN. II. (1696—1791.) Met opgave der grafplaatsen. Medegedeeld door M. G. WILDEMAN. Zie voor de jaren 1690 1695 Jaarboekje voor 1892, blz 66 e. Gaf ik het vurig jaar als inleiding van de voor velen voorwaai’ droge, doch voor genealogen nuttige lectuur „het Doopboek van Eik-en-Duinen I eene korte geschiedenis van de verdwenen Kapel aldaar, thans wil ik mij bij ’t vervolg van dat doopboek bepalen, tot de vermelding van de weinige grafsteden, welke nog op de oude gewijde plaats aanwezig zijn, n.l. op dat stukje gronds, waar zich eenmaal de aan de Maagd Maria gewijde kapel verhief. ’t Zij verre van mij te willen beweren, dat dit nu juist aan gename lectuur is; zelfs ’t verzamelen dezer grafschriften, ’t geen natuurlijk gepaard gaat met een langdurig en herhaald bezoek aan den doodenakker, kan moeielijk eene opwekkende bezigheid worden genoemd. En toch, de schoone woorden van Victor Hugo in zijn „Dans le cimetière de (Rayons et les ombres): „La foule des vivants rit et suit la folie, Tantöt pour Ie plaisir, tantöt pour son tourment Mais par les morts muets, par les morts qu’on oublie, Moi, rêveur, je me sens regardé fixeinent.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 186