114
WAT DE MAGISTRAAT VAN DEN HAAG ENZ.
De eerste huurders van deze drie huizen waren „Adriaen Jansz.
cleermaecker, Meester Gangolf Jansz. chirurgyn, en Pieter de hand-
schoenwercker”. Zij betaalden, de eerste 72, de beide anderen 100
gulden huur 'sjaars.
dien wederomme em-
nyeuwe getimmert
Burgemeesters met twee
Belangrijke!’ voor de oude geschiedenis der stad zijn
de twee besluiten, welke den 6 Febr. 1591 zijn genomen.
Sedert de Maria Kapel, op de zoogenaamde Kapels-
brug was afgebroken, op een plattegrond van 15-15.
komt ze al niet meer voor, waren burgemeesteren
bedacht om der „onreynicheits” wille, en daardoor ver
oorzaakte „groote stanck” op die plaats te doen bouwen
drie huizen, waarvan een bestek werd overgelegd.
Daartoe werd besloten, op „coste van den Hage”.
Eveneens was men eensgezind omtrent het verleggen
van de vischmarkt van het Ledig Erf naar de School
straat „ende de selve met Luyffen (zie dit Jaarb. bl. 82)
te doen maecken.”
Over een der boden waren meenichfuldige klachten
„tot groote oneere en der reputatie van Schoudt
„Burgem‘n ende Gerechte”, ingekomen, waarom den 8
April werd besloten hem daarover te onderhouden, met
het vooruitzicht, beterde hij zich niet. „hy alsdan
„gehouden wert gedeporteert van t selve bodeampt”.
De tresorier bracht het er beter af, want hij werd
ten zelfden dage weder voor een jaar „in syn dienste
gecontinueert”.
Dat de Magistraat, toen ter tijd de zuinigheid wist
te betrachten, blijkt uit het geresolveerde omtrent het
„brouwhuys staende in t Predicaerenklooster”. Men zou
het doen afbreken „ten meesten oerbaere ende minste
„quetse ende de materiaelen van
„ployeeren tot opbouwinge van
Van de vergadering van