139 OUD-HOLLANDSCHE KUNST. van het Protes- armige kruis aan, sedert de grondtype tantsche kerkplan. Het is niet wel aan te nemen, dat een man als de Keijzer, dat, een zoo serieus ontwerper, zoo hij inder daad het plan der Noorder-kerk had ontworpen, ter zelfder tijd bijna weder tot het zooveel minder voor den Protestantsclien Eeredienst geëigende plan, dat der Wester-kerk, kon terugkeeren buitendien, ook al ware het plan der Wester- vóór dat der Noorder-kerk ont worpen, hetgeen onwaarschijnlijk is, wijl van de Noorder- kerk de eerste steen gelegd werd den 15° Juni 1620, en van dien der Wester-kerk eerst den 9e September 1620, hoe is het dan te verklaren, dat de Keijzer die in zijn Wester-kerk trots hare groote hoogte de houten trekbalken met hun muurstijlen en karbeels weglaat, en om dat te kunnen doen de dubbele dwarsschepen ter volle middenschipshoogte optrekt en daardoor zelfs de proportie van zijn gebouw verstoord, hoe is het dan te verklaren, dat die zelfde architect in de zooveel kleinere en in de zooveel lagere Noorder-kerk die zelfde houten trekbalken niet durft weg te laten, die, ik her haal het, een de Keijzer na den bouw zijner Zuider- kerk, bezwaarlijk voor de tweede maal kon aanbrengen. Trouwens ook de zoo karakteristieke en haast gelijk vormige contreforten en hoekverzwaringen der Zuider- en der Wester-kerkzij worden bij de Noorder-kerk geheel en al gemist, even zeer als de met blijkbare voorliefde behandelde doodshoofden-sculptuur van eerstgenoemde gebouwen terwijl verder, als ik het zoo zeggen mag, de Noorder-kerk in allen deele meer den metselaar en den timmerman dan den steen- of beeldhouwer verraadt. Uit de bijdrage van Mr. N. de Roever „Een blad zijde uit de Geschiedenis van het Fabriek-ambt der

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 240