152 oud-hollandsche kunst. voor zooveel de mij toegestane ruimte zulks nog toelaat, iets meer meêtedeelen en in eenige Inzonderheden te treden. Dit valt mij te gemakkelijker, daar de heer A. J. Servaas van Rooijen, de Archivaris van het Stedelijk archief alhier, avec une loyalité sans hornes, al zijne aanteekeningen ontleend aan de Resolutiën der Sociëteit te mijner beschikking stelde, en het Kerkbestuur mij volgaarne inzage verleende in zijn archief, dat o. m. bevat verschillende boekdeelen, geschreven door Pieter Stalpart van der Wiele. Ontfanger van de Societeyt, aengaende den Uytgeef en Betalinge van afgecogte Huyse, Materialen ende Arbytsloonen tot Opbouw van Nyeuwe Kerck alhyer. Gijsbert de Cretser zegt in zijne „Beschrijvinge van ’s Gravenhage” (verschenen in 1711), blz. 28: „De „Gereformeerde Gemeente in den Hage, wijders van „tijd tot tijd in getal van Ledematen en Toehoorders „aangegroeyt en vermeerdert zijnde zoo hebben de „Heeren van de Societeyt in den Hage, geresolveert „noch een derde kerck op het Speuy te doen bou- „wen, waar mede in den jaare 1650 een aanvank is „gemaakt, en ses jaren daarnaar, of in den jare 1656 „d’eerste Predikatie daarin is gedaan geworden. „Het merkwaardigste van die kerck is, dat dezelve 9 De Edel Mogende ITeeren van de Societeyt of het Kollegie „(?e Societeyt van den Haghe” genaamd, bestond uit afgevaardigden van den Hoogen Raade, van den Provincialen Raad, van de Kamer van Rekeninge (de Graaflijkheids Rekenkamer) en van het Wethouderschap van den Haage, (de Bailliu en Schepenen). Ingesteld door Prins Willem I in 1584 ter uitschrijving en inning' van verschillende belastingen en ter voorziening in verschillende plaatselijhe behoeften werd zij bij een decreet door Napoleon I in 1812 te Moskou geteekend, op geheven, Zie daaromtrent: de Tegenwoordige staat van Holland, deel XIV, bladz. 272 en A. W. Kroon, Beschrijving van ’s Gravenhage, bladz. 300. 2) De beide andere kerken waren de Groote kerk en de Kloostèrkerk,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 253