161 OUD-HOLLANDSCHE KUNST. Het schijnt, dat de Heeren van de Sociëteit zich beangst gevoelden omtrent enkele kwade geruchten, want de Resolutie van 17 January 1653 luidt: „Op de quade rapporten dagelijks gedaen wordende van „dat verscheijden vierige houtbinten in de nieuwe kerck „alhier souden zijn geleijt, is goet gevonden ende ge- „resolveert met de eerste gelegentheijt alhier te be- „schrijven de Mrs. Stads-Timmerluijden van Delft, „Amsterdam en Rotterdam, omme deselve binten te „visiteren en controleur Noorwits, ende de rapporteurs „daartegens te hoorenende voorts te doen sulks men „ten dienste van 't voorsz. werk bevinden sal te be ll Hoezeer het model en daarmede het geheele ontwerp der kerk was vastgèsteld, stelde de Sociëteit blijkbaar ook belang in de details van het werk, althans „den „23en January 1650 verscheen in de vergadering van „het Kollegie de contrerolleur Norwits om te exhiberen drye modellen van pylasters, die aen de nieuwe kerck „soude connen werden gestelt, waervan één model „geapprobeert en by signature van Secretaris bevesticht „werd;” ook voor den toren en buitendien nog voor den leeuw, werden blijkens de Rekeningen afzonderlijke en zelfs nog verschillende modellen aan de E. M Heeren ter approbatie voorgelegd. Den 18en October 1651 was de bouw zoover gevorderd dat „de Mei” kon worden geplant, en is den timmerluyden toegevoucht tot eene vereeringe voor 't planten van Mey op de voorsz. kereke de somme van vyffentseventich ponden. „niaecken offte repareeren van wereken, die nyet pu- „blycquelyck sullen werden besteet.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 264