162
dat gaar blijkt dat
aen drye fabrycken
OUD-HOLLANDSCHE KUNST
„hooren.” Uit de Rekeningen van
onderzoek als volgt: „Noch betaelt
„by de Ed. Mog. Heeren van de Societeyt ontbooden
„omme te inspecteeren en op te nemen het hout offte
„de kap van de nyeuwe kerck, de somine van 't negentigh
„ponden te veertig grooten het pondt, haerluyden by
„de Edel Mog. Heeren toegedocgt voor haerluyden
„vacatiën en reysen als blijct by haerluyden quitanty, enz.
„Noch betaelt aan den Notaris, over sijne vacatiën
„ende" anders gedaen en het s cry ven van het advys en
„acte van inspectie van drye fabrycken dye de kap van
„de nyeuwe kerck hebben opgenonien ende gevisiteert,
„de somme van drye pont vyer shellingen."
De Heeren Inspecteurs schijnen aan die opname en
aan die visitatie nog al eenigen tijd besteed* te hebben,
en deze hun eetlust in hooge mate te hebben opgewekt,
want in de daaropvolgende rekening, wordt niet minder
dan: 66 pondt en 8 schellingen uitgebracht als „oncosten
van verteringe der fabrycken ten tijde van inspectie."
Die inspectie had blijkbaar geruststellende resultaten,
want de rekeningen en de resolutiën maken geene
melding van bizondere voorzieningen of van verster
kingen dientengevolge noodig geoordeeld en uitgevoerd.
Een afzonderlijk hoofd op de jaarrekeningen van den
bouw, vormt de Uitgeef „aengaende het byer gelevert
„ten behouve van de Nyeuwe Kerck by de arbeytsluyden
„gedroncken, alsmede den accyns van dyen”; de werk
lieden hadden blijkbaar vrij bier drinken op het werk,
althans de hooge bedragen, doen dit veronderstellen:
in het boekjaar 165253 toch, bedroegen de uitgaven
hiervoor niet minder dan 1444 pont en 4 schellingen.
Andere posten evenwel doen ziendat tevens ook de
zuinigheid betracht werd, want bij herhaling worden: