7 Kemp, 1’. van Leeuwen, L. U. Rengers van Xaerssen, M. A-E. Phaff en J. W. Smit. Onder de geleden verliezen moeten we met diep leedwezen noemen liet afsterven van ons geacht werkend lid Jhr. C. A. van Sypesteyn. Een woord van hulde wordt hem in dit Jaarboekje gebracht. De toestand der kas van de vereeuiging is gunstig te noemen. Volgens de op de vergadering van 30 Maart 1892 goedgekeurde rekening van den penningmeester bedroegen de ontvangsten over het jaar 1891 de som van 301,49, terwijl de uitgaven waren 95.74, zoodat op 1 Januari 1892 er een batig saldo was van 208.75, dat echter moet verminderd worden met een bedrag van ruim f 60.dat op 1 Jan. 1892 nog moest worden betaald voor onkosten op 1891 vallend. De boekerij neemt langzamerhand in omvang toe, zooals blijkt uit het verslag daarvan uitgebracht door den Heer P. Zwart, die zich in de plaats van den Heer Dr. Krul met de zorg voor de bibliotheek heeft belast. Vergaderingen met werkende leden werden gehouden op 1 October 1891 en 30 Maart 1892, waarop verschillende belangrijke mededeelingen werden gedaan. In de vergadering van 1 October werd in de eerste plaats het woord verleend aan den Heer J. Tideman. Daar Die Haghe hoofd zakelijk de beoefening beoogt van de geschiedenis der Residentie, in haar geheelen omvang, en dus ook van zijn inwoners, ver zocht spreker de aandacht zijner hoorders voor een korte niededeeling aangaande Constantijn Huygens en zijn beroemden zoon Christiaan. Den naam van Constanter noemde hij om der Vergadering opmerkzaam te maken op een door hem medegebracht en tentoon gesteld zeer groot aanplakbiljet, houdende de veilconditiën van het beroemde woonhuis van Neerlandsch grooten dichter en staats man, dat ter plaatse stond, waar thans het Ministerie van Justitie is gebouwd, en welks tuin zich uitstrekte op het daaraan grenzend terrein, waar thans het gebouw’ van den Hoogen Raad en het Ministerie van Koloniën zijn opgetrokken. Van het huis zelf is weinig meer overgebleven dan de betimmering van een der vertrekken, welke thans, als Huygens-kamer, een der sieraden vormt van het Rijksmuseum te Amsterdam. Het aanplakbiljet zelf, dat in den breede alle onderdeelen der, door tijdgenooten zoo zeer geroemde huizinge, beschrijft, is dus van een zeer groot belang, even als de fransche veilings-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 82