10 Deze studie zal gedrukt worden. heeft toezegging gedaan om voortaan het leelijke ’s-Hage uit hare kolommen te bannen, terwijl ook de Nieuwe Rotterdammer Courant voor de zaak gewonnen is. Vervolgens gaf hij een zeer uitvoerig overzicht, van wat jarenlange onderzoekingen in de Haagsche archieven hem geleerd hebben omtrent de oude Haagsche aardewerk- en porceleinfabrieken. Na hem deelde de heer J. A. H. Mialaret, daartoe op deze vergadering uitgenoodigd, eenige bijzonderheden mede betreffende het technisch gedeelte dezer industrieën, terwijl het lid, de Heer H. de Voogd van der Straaten, en de Heer H. de Regt, als gast tegenwoordig, nog enkele raededeelingen ten beste gaven over de fabriek van 1843, van Steffen en Hüpsch. Leesvergaderingen met dames werden gehouden op 20 April en 10 Mei. In de vergadering van 20 April vervulde de Hoogleeraar Dr. Jan ten Brink van Leiden de spreekbeurt. Geroepen een onderwerp te behandelen, dat verband hield met de geschiedenis onzer schoone stad, zocht prof', ten Brink dat natuurlijk in de door hem bij uitnemendheid beoefende weten schap: de letterkunde. En zoo kregen we dan van hem iets te hooren op de karakteristieke wijze, die des hoogleeraars voordrachten kenmerkt van een Haagschen dichter uit de middeleeuwen en van een werk van dien dichter, dat onder de beste Middel-Nederlandsche geschriften mag gerekend worden. Dat werk was „der Minnen loep”, en de dichter Heer Dire Potter Van der Loo. Dire was de zoon van zekeren Gerrit Potter, die in het laatst der 14e eeuw secretaris was van den Beierschen Graaf en hier woonde. Dat hij en zijn zonen zich Van der Loo noemen is een gevolg van de omstandigheid, dat onze Dirc, behalve poëet ook diplomaat was, en, na een zijner zendingen, van graaf Willem VI het aan Hagenaars niet onbekende „Kleine Loo”, een landgoed in de „parochie van Voorburg”, cadeau kreeg. Dirc Potter was, zooals gezegd, poëet. Hij zegt van zichzelf, dat hij de oude poëeten met vlijt bestudeerde en vau exacte weten schappen den brui gaf. En onmiskenbaar vertoont hij in zijn gedicht „der Minnen loep” artistieke hoedanigheden. Het was juist door een diplomatieke zending, dat hij gelegenheid kreeg zijn talent als dichter te toonen. Immers in 1411 zond de Graafhem naar Rome, waar hij een vol jaar moest verblijven. Daar kwam hij aan in den tijd der Renaissance van de oude letteren; de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1893 | | pagina 85