6 Dank zij den vereenden arbeid van dit drietal, de Rijn, de Maas en de Schelde, dat met uitzondering van slechts enkele winterdagen nooit rustte, doch dag en nacht zelfs voortwerkte met zijn bezinkings-arbeid, werd de zeebodem vóór hunne mondingen steeds ondieper, tot hij eindelijk was gerezen tot dicht aan de opper vlakte der zee. Toen vormde zich binnen weinige jaren aan den buitengrens van lieverlede eene bank, die onder den vereenden invloed van den zeestroom, van de vloedgolf en van de getijen zich eindelijk verhief tot aan en boven de zeeoppervlakte en de golfslag dekte dien bank met zand, de wind verstoof dat zand tot duinen, en die duinen zij vormden nu in verloop van tijd een kust-rand. Die duin-rand omzoomde in ’t eerst slechts eene binnenzee, die, want de rivieren zij gingen steeds voort met haren grondaanvoerenden arbeid, die steeds ondieper en meer zoetwaterhoudend wordend, eindelijk planten groei toeliet, en nu kwamen de gele en de witte plompen en tallooze scharen, en de waterduizend-knoop en het fonteinkruid, ’zij kwamen en groeiden en stierven af en zonken neêr en verdikten de modderlaag, waaruit zich straks eene nieuwe reeks van planten ontwikkelde, die der waterridders, der kattestaarten, der addervaren, hij lag hier zóó diep, van 10 tot 60 en meerdere meters diepte zelfs, zóó diep, dat zij, die onvermoeide arbeiders' der natuur, eeuwen bij eeuwen noodig hadden alvorens zij die diepten hadden gevuld, alvorens zij de haar opgedragen taak hadden volbracht en van Holland en van Zeeland den bodem hadden gevormd, die niet, gelijk dien van de aangrenzende Veluwe reeds in het diluviale tijdperk was aangelegd. HET KASTEEL „DIE HAGHE.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1894 | | pagina 122