16
Ziedaar de reden, waarom zij, de Romeinen, ten onzen
kwamen, langzaam en voorzichtig, met eiken volkstam
afzonderlijk als ’tkon, verdragen sluitende en als ’t niet
kon, met het zwaard vernietigende wat tegenstand bood
en toen de door onze voorzichtige voorouders, de
Batavieren, Friezen, Marezaten en Kaninefaten, of hoe
zij verder heeten mogten, de bewoners dezer duin- en
woud-streken, toen de door hen op verkenning uitge
zondenen, op de vraag, u'ie en wat zoekt ge ten
antwoord ontvingen: „wij zoeken uw vriendschap, uw
bondgenootschap” en met dat antwoord tevens bericht
ten, dat tegen een macht zoo gewapend en zoo geordend
en zoo krijgsbedreven, hun moed en hun doodsverachting
niet kon baten, toen werd in eene plechtige vergadering
in het heilige woud besloten het door de Romeinen
aangeboden bondgenootschap te aanvaarden.
Dank zij dit bondgenootschap vestigden zich nu de
Romeinen kalm in deze streken, onder den naam van
bondgenooten, van „fratres et amicos” feitelijk deze
landen in bezit nemende.
En om dat bezit te verzekeren, gingen zij heerbanen
aanleggen en in enkele rivieren vaste veeren, beschermd
door kasteden daarstellen, zooals bij Doesburg, Maas
tricht, Nijmegen en Utrecht, en eindelijk, nadat herhaalde
invallen van Friezen en van Germanen de noodzakelijk
heid daarvan hadden aangetoond, den geheelen linker
Rijn-oever van af Katwijk tot aan Maintz tijdens Brutus
beschermen door een 50-tal kasteelen, en deze aldus tot
eene vaste verdedigingslinie vormen, die van toen af
bezet werd door een tiental legioenen, elk legioen ten
getale van 6000 man.
HET KASTEEL „DIE HAGHE.