23
HET KASTEEL „DIE HAGHE.”
Ziet daar slechts een vluchtig, niet meer dan een
gestippeld contour beeld van dien man, die, had hij
zonen en kleinzonen kunnen hebben, hem als Vorst
gelijk, de menschheid en ons, vijf en zelfs meer eeuwen
tobbens en zuchtens had kunnen besparen.
Wat hij voor ons, wat hij voor onze voorouders deed
Hij vestigde hier voor goed het Christendom, hij
bracht ons scholen, gaf ons geschreven wetten, deed
overal en voor allen recht spreken, deed wegen aan
leggen, gaf ons een munt, gaf ons boeken, leerde ons
Hij was één van die lichtgevers en één van die weg
wijzers, welke de volkeren behoeven, willen zij niet in
kortzichtig égoïsme te gronde gaan.
Hij had het oog eens Zieners, een wil even onver
biddelijk als dien van het noodlot, en toch het hart
van een mensch.
Hij was Vorst in de hoogste beteekenis de woords,
de alles ziende, de alles hoorendë, de waar noodig,
overal tegenwoordige, de alles leidende, de alles be
sturende, de alles begrijpende, de alles vóórziende en
tevens de voor allen toegankelijke.
Wee hem, die zijn wegen of plannen doorkruiste, hij
werd verpletterd, wel hem, die hem daarin te gemoet
kwam, hem werd de hand eens vriends gereikt.
En hetzij, dat hij toefde op zijn kasteel te Ingelheim,
hetzij dat hij toefde op zijn kasteel op den Hunerberg
te Nijmegen of dat hij is te Aken, waar hij is, van daar
uit overziet hij met zijn zienersblik de grenzen zijns
rijks, dat bijna dat der Romeinschen Keizers in grootte
evenaarde, van daar uit, overziet hij allen en alles
binnen dat Rijk, en alles wat daarin hulpe of steun,
of leiding of straffe, of tuchtiging behoefde.