43 Alleen de stad Haarlem, zij heeft nog het voor naamste gedeelte van haar oud-Grafelijk kasteel bewaard; wel is waar niet meer volkomen intact, maar toch is er nog zooveel over, dat wij ons. eenigermate kunnen voor stellen, hoe dit gebouw er in de 13e eeuw, zoo uit- als inwendig, uitzag. Het is de van groote baksteenen opge trokken, door pilasters met segmentbogen geleedde en nog met kanteelen voorziene vleugel van het Raadhuis, HET KASTEEL „DIE HAGHE. Van geen dezer Gravelijke verblijven evenwel, noch van dat Delft, noch van dat te Zierikzeé, noch van dat te Gravesande. noch van dat te Leiden, en evenmin van de Grafelijke lusthuyzen te Aelbrechtsbergen en te Vogelensanck is iets overgebleven; zelfs geen ruïnes er van resten ons. ’t is alles spoorloos verdwenen, ofwel de plaats waar zij stonden, zoo bezet met andere gebouwen, dat men zich daar thans bezwaarlijk zelfs een Grafelijk Slot kan denken. onverwachten dood van Willem's vader, van Floris den IV'-n en op ditzelfde slot werden bij gelegenheid van de geboorte en van den doop van Floris den Ven, door Willem den Hen schitterende feesten gegevenen de Pieterskerk, tot aandenken aan dat doopfeest, ver groot met eene prachtige kapel en verrijkt met eene kostbare doopvont. In het jaar 1360 evenwel gaf de toenmalige Graaf Hertog Albrecht van Beijeren deeze zijne Woning, Hof, en Boomgaard in leQn aan Heere Gerard van Egmond onder dit beding, „dat het zijne opene herberg zou „blijven, ener altijd twintig bedden met hun toebehoo- ren te zijner dienste gespreid zouden staan.” Aldus, Van Mieris.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1894 | | pagina 162