Dat
51
aan Koning Willem, het ontwerp
aan hem, dat
althans niet zonder archeologische waarde is, meen ik,
hoezeer niet dan na herhaalde en dan na zorgvuldige
raadpleging der oudste op ons Binnenhof'nog bestaande
gebouwen, en na raadpleging tevens der voorhanden
schrifturen betreffende dat tijdvak, te mogen antwoorden:
„Het ontwerp voor den paleisbouw, in zijn geheel,
is zeer zeker door Koning Willem vastgesteld, doch
aan dat ontwerp is vóór zijnen dood, blijkens de daar
van nog bestaande gegevens, hoogst waarschijnlijk,
weinig meer tot stand gekomen, dan de buitengrachten
en de buitenmuren met hunne poorten en bruggen, dan
de binnengrachten en dan een grooter of kleiner gedeelte
van den voor de woning des Vorsten bestemden vleu
gel van het kasteel.”
HET KASTEEL „DIE 1IAÜHE.
De Woonzaal, van dat kasteel, wij vinden deze, hoezeer
bij herhaling verbouwd, nog terug in de Crimineele zaal
van het tegenwoordige Gerechtshof, de Koken en de
Bottelerie in den nog vrij intact gebleven overwelfden
kelder onder die zaal, en daar aangrenzend nog een paar
traptorens, terwijl 21 M. meer bewesten, eene door de
Hofzaal sedert over- en ombouwde kelderverdieping
niet enkel getuigt, van het bestaan van andere gebouwen,
maar tevens, dat het bouwplan, door Willem den lien
vastgesteld en in uitvoerig gebracht, door zijnen zoon is
gewijzigd, en dat daarbij gedeelten, tijdens Willem reeds
gebouwd, moeten zijn afgebroken.
Meer dan het bovengenoemde, dan die oude woonzaal,
de koken, de bottelerie, een paar traptorens, en een
kelder, rest ons van Koning Willem’s bouw niet
al het overige dagteekent uit lateren tijd.