73
HET GESCHIL OVER HET COMMANDO, ENZ.,
gansclie bende straatjongens omringde hen joelend en
schreeuwend en bracht hen naar de woning van den
procureur. Daar vonden zij den looier van Rijssen en
den bloemist Alberts, leden van het Haagsche genoot
schap in den tuin van laatstgenoemden aan de
Uilebooinen hadden de wapenoefeningen van het ge
nootschap plaats. Het volk bleef voor de woning staan,
maar, hoewel een enkele straatjongen met vuil of
steentjes gooide, wanordelijkheden hadden er eigenlijk
toch niet plaats. Nu gaf Voogd zijn voornemen te
kennen, om naar de Stadsherberg terug te keeren,
waar zijn rijtuig was uitgespannen, en van Rijssen en
Alberts boden zich aan, om hem derwaarts te ver
gezellen, maar dat ging niet zoo rustig, als zij gedacht
hadden. Zoodra zij op straat verschenen, weerklonk
het bekende scheldwoord; zij werden door de jongens
met straatvuil geworpen en ten slotte zoo in het
nauw gebracht, dat zij in de woning van Westman
in de Wagenstraat vluchtten, die evenwel niet op
hun aanwezigheid in zijn huis schijnt gesteld te zijn
geweest, want hij liet hen onmiddellijk weder uit
door een achterdeur, uitkomende op de Dunne Bier
kade. Daar geraakten de drie vrienden uit elkander
Alberts, die bij de prinsgezintlen bijzonder gehaat was,
werd achtervolgd tot de Stille Veerkade, waar hij in
de woning van den timmerman Vianen vluchtte Voogd
ging naar de Wagenbrug, om langs het Groenewegje
de Stadsherberg aan het Zieken te bereiken, maar dat
ging niet gemakkelijkop de brug reeds verloor hij
pruik en hoed, en hoewel hij later zijn hoed terug
kreeg, de pruik werd in het water geworpen en diende
der straatjeugd tot vermaak, en bij het afgaan der
brug kreeg hij van eene vrouw met een parapluie een