76
HET GESCHIL OVER HET COMMANDO, ENZ.
meenen, dat de gelieele zaak nu was
maar de tegenstanders van den Prins in
van Holland dachten er anders over. Reeds
aanvang van den ongelukkiger engelschen
waarvan alle schuld op Willem V geworpen
begonnen de rechten en bevoegdheden
en Admiraal-generaal te
zoo mogelijk. ze hem te ontnemenen
steeds in het oog gehouden, dat het,
in de nabijheid bleven stilstaan, de hulp der ruiter
wacht inriep; maar vóór dat de dragonders verschenen,
waren de enkele nieuwsgierigen reeds huns weegs
gegaan. Na eenige oogenblikken toevens konden dan
ook zijne bezoekers ongehinderd vertrekken, en de rust
werd verder dien avond niet meer gestoord. Wel was
men bevreesd, dat twee leden der Staten van Holland,
die met hunne familie dien ochtend per jacht naar
Leidschendam waren gevaren, bij hun terugkeer over
last van het volk konden krijgen, waarom eenige
ruiters naar het Zieken werden gezonden, maar die
patrouille vond daar alles in volmaakte rust. De kalmte
was teruggekeerd en werd ook de volgende dagen
niet gestoordalleen werden in den nacht van 7 op 8
September eenige ruiten in drie woningen ingeworpen,
o.a. bij den Heer Paulus, fiscaal bij de admiraliteit van
de Maasmaar de daders werden niet ontdekt, en het
was dus niet uit fe maken of die baldadigheid in
eenig verband stond met de oploopen van den 4 Sep
tember.
Men zoude
afgeloopen,
de Staten
van den
oorlog af.
werd, was men
van den Stadhouder, Kapitein
betwisten en
daarbij had men
om zijn gezag voor goed te vernietigen, noodzakelijk
was, om vooreerst zijn invloed en macht over het
krijgsvolk in te korten. Het is hier de plaats niet om
uitvoerig uit een te zetten, wie in dien strijd het recht