88
BARTHOLOMEUS VAN BASSEN.
van de vrouw van zijn vader. De Wed. v. d. Ketel
wordt nog onder de belendingen genoemd. Hij woonde
daar deftig; naast hem woonden o. a. Jonkhr. Willem
van Outshoorn en de Wed. van wijlen den Heere van
de Ketel. Hij betaalde met een rentebrief van 125 gulden
's-jaars, „te lossen den penninck scsthien”. Van Bassen
bezat nog in 1645 (volgens het „Clapwaeckersboeck”)
dat huis; woonde toen echter „over de bierkaey” in
een stads-huis.
27 October 1638 werd onze schilder aangenomen tot
Controleur van ’s-Haags werken en werklieden, in plaats
van Mr. Arie van 's-Gravesande, „mette vrije bewoninge
„van ’s-Haechs huysinge over de bijer Cade ende op
„soedanige instructie als hem salie'ter handen gestelt
„werden, voor den tijt van 3 jaeren”. 4 Jan. 1639
deed bij zijn eed als zoodanig, en reeds 23 Nov. 1640
werd zijne gagie van 200 op 300 guldens ’s-jaars ge
bracht In 1646 werd die op /’500.in 1648 op
700.gebracht. Den ISden Mei 1649 werd aan Van
Bassen en aan F. Azn. Noorwits beiden als „fabryckeurs’’
der stad opgedragen modellen te maken tot den bouw
van enne nieuwe kerk. Dat van den laatsten werd
gekozen. (Zie Haagsch Jaarboekje van 1893, blz. 156.)
Omstreeks 1634 werd van Bassen naar Arnhem ge
roepen. waar hij plannen ontwierp voor de restauratie
van het Stadhuis, die echter maar gedeeltelijk gevolgd
werden, (v. Hasselt, Arnhemsche Oudheden.) -)
Toen hij den titel „fabrycq” van den Haag ontving,
schijnt het noodig geweest te zijn,dat men hem in 1652 deed
0 Deze en andere stukken uit de „Resolution van Schout,
Burgeinrcn en Schepenen.
2) Vergelijk Br. Galland. Geschiehto der Ilolliindiscben Bau-
kunst. 1890, bldz. 237.