101
BIJZONDERHEDEN BETREFFENDE DEN MOORDENZ.
De bric/' komt mede, voor aan het einde van Jochem Oudaan’s
treurspel: de Haagsehe broedermoord of Dolle blijdschap. Deze
verschilt echter in spelling met den hier vermelden brief. De hier
vermelde aanteekeningen worden door Oudaan niet gegeven,
maar zijn volgens Wagenaar. die de onder b en c verstrekte
bijzonderheden mededeelt in hot '14e deel zijner Vaderl. Gesel).,
afkomstig van het handschrift van den Deurwaarder Van Kervel.
dun touw vol knoupen, en hij bij sijn armen aghter
over opgehaelt, tot dat de catrolleh aen malkanderen
stieten. En wanneer zijn lighaem aldus uijtgestreckt
was, wiert hij gints en weder geslingert.
Als hij nu in de alderswaerste pijn was, quanten de
Raedtsheeren binnen en vergilde hem belijdenissedogh
hij protesteerde van syn onschult, seggende, reek mij
en scheur mij aen stucken, ghy suit er noyt uyt halen
dat er niet in is; als sy al bleven belydenisse vergen,
sprack hij heftiger, en daeghde syne Reghters voor
Godts vierschaer, seggende dat sij selfs wel wisten dat
hij onschuldigh was.
Wanneer sij nu op deese wijse van hem geen be
lijdenisse konde krijgen, hebben sy hem afgenonien en
geleydt op de pynbanck, sijn lighaem op drie plaatsen
gebonden sijnde met dunne touwen vol knoopen, en
zijn hooft leggende tusschen vier pennen en aldaer
weder uitgerecht. Doch hij bleef bij sijne protestatie
van onschult. En heeft dese pijniging geduurt in alles
omtrent drie uuren en een halff.
(c) De Beul hadde eerst geseyt, dat hij den Ruaerd
swaer hadde gepijnight; dit meer te seggen was hem
van seker Heer scherp verbodendaer op hadde hij
geseyt naderhand! dat de pijniging niet veel te be-
duyden had, dat hij die om een glas wijn wel wilde
verdragen.