Ill
BIJZONDERHEDEN BETREFFENDE DEN MOORD ENZ.
bootsgesel wijser als ick, .soode silversmit
gaf
den
sou
Op welcke tijt mede een ander persoon in ’t graeuw
gekleedt (welcke beyde persoenen Verhoeff seyde niet
te kennen) den Raedtpensionaris een steeck in zijn
borst braght, waer op bij voorover viel, leggende sijn
handen te samen of' hij wilde bidden. En wiert voorts
in ’t ronde met een salvo van musquetten begroet.
Hierop wierden de lighamen van alles berooft, en
hij Verhoeff last, dat men beyde de lighamen aan
hals, de eene aen de kaeck. de andere aen de wip
hangen.
Dogh een 1
seyde, hingh de Lighamen aen hare beenen op, synde zij
schelmen na sijn oordeel niet waardigh dat zij op de
gewoone wijs gehangen souden worden. En wierden
verder de lighamen van alle hare ledematen ontbloot,
een ieder een genoeghsaem bekent, den een afsnijdende
de vingers, daymen, teenen, neus, handen, ooren, enz.
Dog beyde hare Herten, seyde dén voornoemden
Verhoeff, dat hij seeckere jongen ontnomen hadt, dewelke
deselve als een kaetsbal haer gedurig! in ’t aengesight
kaetste, derhalven de Herten als nogh bij hem worden
bewaert en gesien konnen worden.
De Borgerij. ofte een gedeelte van dien wilde onder
wijlen gaan plunderen het huys van den Raedtpensio
naris zalr., de huysen van de Heeren ran Asperen,
Bennebroeck ende meer andere, 't welck door hem
Verhoeff (soo hij seyde) wiert belet, met voorgeven
dat het om niemant sijn middelen was te doen geweest
maer alleen om de schelmen om den hals te helpen,
ende dat hij selfs op de plunderaers de eerste vier
sonde geeven.
Dit alles sijnde gedaen, vertrocken de Compagnien
yder na huys, en rescontreerde in ’t trecken ’t selve