Deze ridderlijke bijeenkomst onderscheidde zich in
een geestelijk en een wereldlijk opzicht. Hetgeen wij
de vergadering zouden noemen, had in eene zaal plaats,
die daarvoor ruim genoeg was, in een paleis des-
144 DE WAPENBORDEN DER VLIESRIDDERS IN DE GHOOTE KERK.
te weten, alvorens verder te gaan, ten einde eene dwa
ling te voorkomen, zoo niet weg te nemen, betreffende
de bewuste blazoenen, die men nog heden in het
vroegere kerkkoor ziet hangen.
In het 21ste Kapittel, door den Keizer gehouden te
Utrecht in 1546, was een verzoek ingekomen, door de
Kerkmeesters der parochie van Sint-Jacob in ’s-Gra-
venhage aan den Landsheer gedaan, om geholpen te
worden in de groote schade, die hunne kerk had ge
leden door den vernielenden brand van den 28 October
1539. Daardoor waren de wapenborden der Ridders
van 1456 verteerd en zij smeekten aldus den Souverein,
om op zijne kosten nieuwe te laten maken. Karei de
Vijfde en zijne Vliesridders namen daarop het besluit
om aan dit verzoek te voldoen, en er werd tevens
vastgesteld, om ook elders, waar deze blazoenen door
ouderdom of andere oorzaken beschadigd waren, te
herstellen of door nieuwe te vervangen.
Wij hebben dus in deze ridderschilden geene gelijk
tijdige oorkonden, maar namaaksels van drie en tachtig
jaar jonger. Wie dus daarvan kennis neemt, zoo door
eigen aanschouwing als met de hulp van De Riemer,
is hiermede gewaarschuwd, dat hij te doen heeft met
namaak, die slechts een betrekkelijk vertrouwen waard is.