146 DE WAPENBORDEN DER VLIESRIDDERS IN DE GROOTE KERK.
Schutspatroon, Sint-Andriesmisse genoemd. Verder de
lijkdiensten voor de afgestorven broederen, met name
dergenen, welke sedert de laatstgehoudene uitvaart
waren overleden. De opgekomenen waren gehouden
daarbij tegenwoordig te zijn, gekleed in rouwgewaad
en met het groote ordeteeken omhangen. Daarop volgde
de riddervergadering; naar gelang van den omvang der
agenda, die eerst bij het begin der zittingen bekend
werd, duurde het Kapittel minder of meer dagen. Op zon
en groote feestdagen bijvoorbeeld eene groote pro
cessie te Gent werden geene zittingen gehouden
in een enkel geval, deed het Hoofd de bijeenkomsten
eindigen, gelijk onder Philips den Schoonen, toen hij
ijlings uit Middelburg vertrok om zoo spoedig moge
lijk de Koninklijke heerschappij in Castilie te aan
vaarden, eer de gelegenheid tot de zeereis minder on
gunstig werd.
Het moet een fraai schouwspel geweest zijn, die
heeren in hun plechtgewaad twee aan twee en om-
stuwd door een talrijk en wel uitgedost gevolg te
zien voortschrijden naar den tempel des Heeren, of
vandaar terugkomen naar hunne vergaderplaats of de
woning, waar zij de ridderlijke gastvrijheid genoten.
In de keus der kerk, waar zij hunne gebeden en offeran
den zouden doen, waren zij niet zoo volkomen vrij.
Het stond- vast, dat zij daarvoor nooit tweemaal in
dezelfde kerk bijeenkwamen. De reden daarvoor was
uitdrukkelijk, dat de wapenborden van een gehouden
Kapittel in de daartoe gekozene werden opgehangen,
en daar voor altijd moesten blijven. Eens waren de
genen, die met de toebereidselen belast waren, hier
mede blijkbaar niet bekend; in 1500 zou voor de tweede