DE WAPENBORDEN DER VLIESRIDDERS IN DE GROOTE KERK. 155 der Heeren in de klem en ontvingen eene broederlijke berisping, wegens overtredingen, die anders voor liun rang niet zoo bijster erg geteld werden in hun kring „quelque aventure de bon gofit, de galanterie, d’amour et de duel.’' De overtreders waren: de Markgraaf van Vere, graaf Egmond, Lalaing van Bugnicourt, de graaf van Bossu, en niets natuurlijker dan dat Hen drik van Brederode. De oude Keizer zal hun gaarne vergeven hebben, schoon hij zelf een voorbeeld had gegeven van het decorum in de wereld te bewaren iets, dat Oranje van hem had afgekeken. Een zonderling geval deed zich in 1500 voor, toen alle leden van het Kapittel moesten onderhanden ge nomen worden, zonder uitzondering zelfs van het Hoofd der Orde, Filips den Schoonen. Er bestaat eene aanleiding, hieronder aan te duiden, om van deze algemeene overtreding eenigszins uitvoerig te gewagen. Het derde artikel der statuten beveelt het ordeteeken dagelijks en zichtbaar om den hals te dragen, op ver beurte der kosten van twee missen en het bedrag van zekere aalmoezen voor eiken dag verzuim. De Hertog zelf gaf daaraan de uitlegging, dat men op gewone dagen, buiten plechtige gelegenheden, kon volstaan met de schapenvacht te dragen aan een zijden koordje of een gouden kettinkje, doch zichtbaar op de borst en van genoegzame grootte. Philibert van Savoye werd in 1473, onder Hertog Karei derhalve, beschuldigd, dat hij niet aan dit artikel in ieder opzicht voldeed, en ontving daarvoor een paar onvriendelijke woorden van den Chef, die tijdens hetzelfde Kapittel een einde maakte aan de gewoonte van sommige Ridders, om zich zonder den gouden halsketen op de straat te vertoonen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1894 | | pagina 280