160 DE WAPENBORDEN DER VLIESRIDDERS IN DE GROOTE KERK. broeder tegenwoordig was geweest bij een volksoploop te Utrecht, bij welke gelegenheid verscheidene aan hangers van den Bisschop (David) het leven hadden verloren. Brederode, die des anderen daags op deze aantijgingen moest antwoorden, wenschte die op schrift te ontvangen; dit werd onnoodig gerekend, doch men stond hem de hulp toe van drie Leden van het Kapittel. Toen hij de in overleg met dezen gereedgemaakt ant woorden gaf, werden zijne gronden van verdediging te zwak geoordeeld. Men geloofde, of nam daarvan den schijn aan, dat hij onbekend was met de rechten van Bisschop David en gaf hem inzage van de stukken, die de aanspraken van dezen Kerkvoogd moesten be wijzen. De beschuldigde verklaarde niet genoegzaam bekend te zijn met kerkelijke aangelegenheden en ver zocht hieromtrent door zijne Ordebroeders voorgelicht te worden, hetwelk hem werd toegestaan. Er werd eene bijeenkomst gehouden buiten het Kapittel, waar bijna al de aanwezige Ridders verschenen, en deze drongen er op aan, dathij zich zoude onderwerpen aan den Paus en den Hertog. Op zijn verlangen werden hem zes dagen toegestaan, om zulks in overweging te nemen. Nadat deze verloopen warenverscheen Brederode, andermaal in het Kapittel, dat hem de keuze liet om te gehoorzamen of zich vervallen verklaard te zien van de Vliesorde. Het drama eindigde hiermede, dat hij, knielende en met ontblooten hoofde, verklaarde zoo danig te zullen handelen, dat men niet meer over hem zou te klagen hebben. Gelijk wij thans gezien hebben, had zijn proces den ganschen duur der Haagsche ver gadering het Hoofd en de Leden in beslag genomen. Tot het feest behoorde nog een plechtige maaltijd. Dat was de gewoonte der Orde, en het lag in den

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1894 | | pagina 285