168 DE HAAGSCHE SCHILDERIJENMUSEA. blijkbaar eerst later door den schilder is opgezet: de van liet oorspronkelijk sterk verlichte in den loop der tijden door het calotje en maakt thans den indruk alsof het goud- ware. De ets van het jaar 1630, door Bartsch genummerd 304, komt nagenoeg geheel met het stuk van Dr. Bredius overeen. Dit laatste wordt bij Michel nog als 't eigendom van den Zweedschen schilder Zorn en als alleen het costuum. den achtergrond en het wapen kun nen afmaken. Wie deze schilder geweest is, ligt nog in 't duister. Het is zeer moeilijk, door eene vergelijking met voltooide stukken tot een bevredigend resultaat te komen, doch zeker is het, dat het een der beste meesters van dien tijd moet geweest zijn. Ook Dr. Bredius toonde opnieuw zijne belangstelling in de aan zijne zorgen toevertrouwde collectie door af stand in bruikleen van twee aan hem behoorende stuk ken een Rembrandt en een landschap van een onbekend schilder. Het eerstgenoemde is de studiekop van een oud man, die door Rembrandt in zijn eersten tijd te Leiden tal rijke malen geschilderd en geëtst is Daar hij enkele keeren als pendant van het portrent van Rembrandts moeder voorkomt en het bestaan van portretten van zijn vader (zoowel geschilderd als geetst) ons uit zeven tiende eeuwsche inventarissen bekend is, is het niette gewaagd, in dit en dergelijke stukken studiën naar den molenaar Harmen Gerritsz van Rijn te zien. Deze stierf in April 1630, en omstreeks dezen tijd is blijkens de schilderwijze ook onze kop ontstaan. De man is als levensgroot borstbeeld voorgesteld, draagt een met pels bezetten bruinen mantel en heeft een donkerblauw mutsje op ’t hoofd. Het is eigenaardig, dat dit laatste hem heldere verf voorhoofd is heengeslagen borduursel

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1894 | | pagina 293