174 DE HAAGSCHE SCHILDERIJENMUSEA. om het den duurder betaalden mees schilder er met fijne letters zijne handteekening op gezet had, werd deze niet zelden verwijderd, stukje voor het werk van ter te doen doorgaan. Met de vermelding van een drietal portretjes, twee van Johannes Tielius en een van Aleida Wolffsen sluiten wij ons overzicht. Beide werkten in het laatst der zeventiende eeuw in den Haag, doch behooren tot de zeldzaam voorkomende artisten. De biographic van Aleida Wolffsen moet nog geschreven worden. Men weet, dat zij van goede huize was en kent behalve de namen van hare naastbestaanden, den datum van haar vertrek uit den Haag naar Overijsel: 1668. In 1690 leefde zij nog. Voorts zijn er enkele werken harer hand door Arnold Moonen bezongen en kwamen er enkele anderen af en toe in aucties voor. Noch de tijd harer geboorte, noch die van haar overlijden, noch de namen haar leermeesters zijn ons evenwel be kend. Misschien behoorde Casper Netscher tot deze laatsten, indien men dit uit de overeenkomst hunner schilderwijze en hun gemeenschappelijke woonplaats wil opmaken. Toch bereikt zij hem niet in zorgvuldig heid en degelijkheid der uitvoering en deelt zij het gemis aan voldoende karakteriseering der afgebeelde personen met het meerendeel harer tijdgenooten. Ook bij Johannes Tielius kan van deze laatste eigen schap geen sprake zijn. Hij behoort tot eene richting, die iti den vervaltijd onzer schilderschool misschien het meest tot dat verval heeft bijgedragen: de fijne, por- celein- en wassenbeeldenachtige schilderwijze van Don’s navolgers, die omstreeks 1700 in de personen van Adriaen van der Werff, Philip van Dijck, Willem Mieris hare hoogste triomphen vierde. Tielius hangt

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1894 | | pagina 299