178
DE OUDE VIERSCHAAR VAN ’s-GRAVEKHAGE
moerbalken amoveerde en dien balk zelven met een ijzeren
verankering opving. Voorzeker mag men deze wijziging
betreuren, maar aan den anderen kant mag men niet
uit het oog verliezen dat, is deze nieuwe deur in een
geheel anderen stijl als de vierschaar, zij daarentegen
volkomen in harmonie is met den stijl van den nieuwen
vleugel, die ontegenzeggelijk een zeer fraai en karak
tervol specimen is van de decoratieve kunst uit het
begin der XVHIe eeuw.
In 1883 1885, toen onder leiding van den Stads
architect Reinders de gevels van het Raadhuis werden
hersteld, bracht men in de Vierschaar nieuwe raam
kozijnen met glas in lood aan, doch do zaal zelve bleef
onaangeroerd en zag er vrij verwaarloosd uit. Grooten
last ondervond men van de omstandigheid dat het hek
der Vierschaar zoover vooruit geplaatst stond, dat slechts
de helft van de bovenbedoelde deur als doorgang
kon gebezigd worden, en dit bezwaar werd nog meer
voelbaar toen, tengevolge van de onoordeelkundige in-
deeling van den in 1883 bijgebouwden vleugel, de in
gang in dezen bijbouw niet langer als toegang tot het
Raadhuis dienst kon doen.
Het Gemeentebestuur hierin wenschende te voorzien
en tevens bedacht op een restauratie van de Vierschaar
kreeg in 1888 de ongelukkige ingeving zich om advies
te wenden tot het Bestuur der Maatschappij tot bevor
dering der Bouwkunst, hetwelk spoedig toonde geens
zins op de hoogte te zijn van de eischen eener verstan
dige restauratie. In stede van aan te dringen op behoud
en herstelling van het bestaande, schroomde men niet
in overweging te geven de fraaie deur met bovenlicht
van 1733 weg te werpen en te vervangen door een
wangedrocht, dat het reeds schaarsche licht van de