191 ABRAHAM AHNOLDUS LOOYEN. het on- Reeds op zeer jeugdigen leeftijd was bij hem de liefde voor de studie van munten en penningen ont waakt, hij had een belangrijke verzameling weten aan ie leggen en bezat dus een zeer goede voorbereiding om den taak, die hem wachtte te aanvaarden. Op 1 Juli 1889 werd de heer Looyen benoemd tot directeur van het Penningkabinet. In zijn eerste verslag schreef de nieuw benoemde directeur: „Mijn werkzaamheden, sedert de aanvaarding mijner betrekking bestonden in het ordenen der leg. gilde, schutters, vroedschap en prijspenningen, het aan leggen van een inventaris en het maken van een cata logus.” Te recht noemt de heer Looyen het werk dat hem wachtte een „reuzenwerk.” Wanneer men de beide niet groote zalen van het ’s Gravenhaagsche kabinet rondziet, met de lage ernstige, bruine kastjes en vitrines zou men niet vermoeden de schatten die daar rusten maar open de kasten eens, trek de laden eeus uit en en ge zult ze vinden gevuld en overvuld, met de meest merkwaardige collection, zoowel de oude munten, als die der middeleeuwen, zoowel de médailles als de legpenningen zijn alle de aandacht en studie, over waard. Reeds onder de stadhouders Willem IV en Willem V was de grondslag dezer collectie gelegd, in 1816 werd de toenmalige verzameling, afgescheiden van Rijksmuseum en als zelfstandig geheel gesteld der het beheer van den heer de Jonge. Dank zij de groote, niet genoeg te roemen, royaliteit van Honing Willem I nam het kabinet jaar in jaar uit in uitge breidheid toe, de heer Meijer, een door en door kundig numismaat van groote scherpzinnigheid en vakkennis breidde na den heer de Jonge de verzameling nog aan-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1894 | | pagina 317