10
werken dan het Jaarboekje, nuttig voor de geschiedenis van
’s-Gravenhage te zijn, eindig ik dit verslag.
De vergadering van werkende leden, op 22 Februari 1893 ge
houden, werd dooi' den voorzitter geopend met een sierlijke en
kernachtige toespraak, waarin hij er op wees, dat weder uit
stekende krachten waren toegetreden om deel te nemen aan de
werkzaamheden en het doel der vereeniging. Niet alleen oude
zakenmaar ook nieuwe behooren tot de geschiedenis van
’s-Gravenhage.
Met het oog hierop zijn dan ook in do laatst gehouden bestuurs
vergadering werkende leden benoemd, die zich onledighouden met
nasporingen op verschillend gebied, zooals ambtenaren bij het
Rijksarchief, geestelijken, militairen, penningkundigen, geslacbts-
en wapenkundigen, geschiedkundigen, zoowel op sociaal gebied
als op dat van het armwezen, burgemeesters van omliggende
gemeenten, kunstenaars, letterkundigenliefhebbers en ver
zamelaars.
De rede door den voorzitter gehouden laten wij hier volgen.
Mijne Heeren!
Ik open deze vergadering, en heet U welkom te dezer plaatse.
Vergun mij, vóórdat we tot onze eigenlijke werkzaamheden over
gaan, een enkel woord te zeggen, tevens ter installatie van onze
nieuwe leden. We verheugen ons, dat zóó uitstekende krachten
zijn toegetreden om deel te nemen aan onze werkzaamheden en
het doel te helpen bevorderen, dat de vereeniging ..die Haghe"
beoogt, de geschiedenis van ’s-Gravenhage uit de bronnen te
loeren kennen en te doen kennen.
•luist die zinsnede uit onze Statuten deden echter enkele hui
verig zijn om hunne benoeming tot werkend lid te aanvaarden.
Dat woord bronnen deed bij hen oprijzen de gedachte aan oude
perkamenten en papieren, aan stof en mot, aan vochtige ver
blijven en onherbergzame vertrekken, en ik meen er, in deze
eerste vergadering, waar ik de eer heb velen hunner te ont
moeten. nadrukkelijk op te mogen wijzen, dat men een goed
werkend lid onzer vereeniging kan zijn zonder het oude schrift
te kennen, en zonder dat men tot de grijze oudheid teruggaat,
en zich verborgt achter stapels van documenten en bescheiden.
Immers om ons doel te bereiken beperken wij ons niet tot
een eeuw of een zekere periode. De geschiedenis van ’s-Gravenhage
loopt door, tot in onzen tijd, en zal vervolgd worden, tot in de