13
ondernomen, mag deze vereeniging eene schoone toekomst -wor
den voorspeld. Ook nog op een ander gebied is de Heer Dom-
pierre de Ghaiifepié werkzaam. Hij zal, evenals de Heer Bolderman,
op wien ik zoo straks nog even terug kom, het licht kunnen
doen vallen op Haagsch sociale toestanden, waarvan het veld
nog braak ligt. Be geschiedenis van ons armwezen, onzer arm
verzorging moet nog geschreven -worden. Zeer zeker zullen beide
Heeren ook dat deel der Haagsehe geschiedenis kunnen toelich
ten, en hunne herinneringen tot gemeen goed maken.
Met beiden zal zeker ook gaarne medewerken de Heer Dr.
Pons Koolhaas. Indien ik mij niet vergis is zijn terrein de
hygiëne, én hoe dikwerf grijpen armwezen en hygiëne niet in
elkaar. Wat eenmaal Prof. Dr. Evers aanving, verdient voort
zetting. Zijne statistische beschouwingen kunnen een legger zijn,
waarop voortgewerkt wordt, en ik meen niet mis te tasten,
wanneer ik aanneem, dat de Heer Koolhaas, zoo niet op eenig
ander onderdeel, op deze wijze aan de geschiedenis van ’s-Gra-
venhage kan medewerken.
De genealogie en de heraldiek zijn hulpmiddelen der geschiedenis.
Vallen zij niet in ieders smaak, de vereeniging „die Haf/he,”
verwerpt ze zeer zeker niet, en daarom benoemden wij ook
gaarne den Heer van Epen, die zoo krachtig medewerkt, om
beide takken tot hun recht te doen komen. Tot de kennis van
Haagsehe geslachten zijn die hulpmiddelen der historie onmisbaar.
Ons ’s-Gravenhage is als het ware samengegroeid met de om
liggende gemeenten. Loosduinen werd eertijds in één adem ge
noemd met den Haag, omdat de Magistraat van den Haag ei'
Ambachtsheeren van waren. Wel is waar rees daardoor menige
moeielijkheid, en ontstond er een enkel verschil door, zooals dat
omtrent het recht van ’t beroepen van predikanten, maar de
in elkaar grijpende administraties van beide gemeenten, en hunne
gewisselde stukken, waarborgen ons, dat het oud-archief der
gemeente Loosduinen lichtpunten zal aanbieden, zoowel betreffende
haar eigen geschiedenis, ais omtrent die in verband met den Haag.
Rijswijk! Een Haagsch historische grond, èn om den daar
gesloten vrede in '1697, èn om het huis Nieuwburg, het Vorstelijk
lustslot, waarvan de plek nog door een gedenknaald wordt aan
gewezen, maar bovenal door de heerlijke rechten welke Den
Haag den 10en Maart 1688, bij koop, op die gemeente verkreeg.
En dan nog Voorburg, waar zoo menige stadgenoot huisvest,
of des zomers zijn lustverblijf houdt: waar eene Vorstin van
Oranje haar zomerverblijf hield, en verschillende omstandigheden