15
Zie II. J. 1893. Verslag*, bladz. 10.
willen afbeelden en eontrefeiten, opdat zij bewaard blijven,
en kunnen spreken, in lateren tijd, van hetgeen toen was en wat
toen geschiedde. Zoo menig karakteristiek en pittoresk hoekje
van den Haag gaat verdwijneneen huisje een poortje, een
koepeltje. Moge hun beider schetsboek dagelijks rijker worden,
en hun kunst hen in waarheid tot werkende leden onzer Vereeni-
ging stempelen.
We hebben een tijd gehad, dat ’s-Gravenhage niet alleen een
schilderschool rijk was, waaraan de oprichting van de beroemde
Confrérie Pictura te danken is, maar ook op het gebied der
kunstnijverheid uitblonk. Getuige o. a. het fraaie drijfwerk van
eenen Hans Coenraad Brechtel, van wien nog onlangs een zil
veren klok voor veertien duizend gulden, ten behoeve van het
Kensington Museum te Londen werd aangekocht, en wiens door
hem vervaardigde gildeplaat van het St. Jozefgilde, na jaren zwer-
vens, thans in het Gemeente-Museum tot rust is gekomen, en
waarvan het beeldje de kunstenaarshand eens meesters verraadt;
getuige het Goudleerhuis in het Westeinde, dat te recht ver
maard was: getuige de vele Haagsche Tapissière en het Tapijthuis,
van wier werk proeven op het Gemeente-Museum te zien zijn.
We hebben daarom ook gaarne in onzen kring aangenomen den
Directeur van het Haagsch Musem voor Kunstnijverheid, dat
tot op zekere hoogte één weg bewandelt met het Gemeente-
Museum, den Heer Mialaret. Zijn zienersoog, van wat eertijds
de Kunstnijverheid het beste gaf. zal ons voorzeker willen voor
lichten waar dit noodig is, zooals hij reeds eenmaal deed, toen
hij ons omtrent de technische behandeling van het aardewerk en
het porcelein het een en ander mededeelde tot aanvulling van wat ik
gaf1) over de geschiedenis van dien tak van Kunstnijverheid, hier in
Den Haag beoefend, zoowel in de 17e eeuw, als in het laatst
der 18e eeuw. Ook de Heeren Godon, Oud-Wethouder, en Mr.
der Kinderen, steunpilaren van alle nijverheidszaken zullen voor
zeker met ons willen medewerken om de pogingen door ons
aangewend om van lieverlede een beeld te geven van wat den
Haag eenmaal op dat gebied gaf, te steunen en te schragen.
Hunne rijpe ervaring staat ons daarvoor borg.
Ook liefhebbers, collectionneurs en maecenaten kunnen onze
Vereeniging een belangrijken steun geven, en onzen arbeid in
de hand werken. Gaarne noem ik dan ook de namen van de