17
Zie H. J. voor 1894 blz. 125 e.
Naar aanleiding van het behandelde op de vorige vergadering
deelde de heer van Rooijen mede, dat hij vermoedde dat het
huis in de Houtstraat, waarin Constantijn Huijgens, gedurende
den bouw van zijn groot huis op het Plein, gewoond heeft dat is
hetwelk bekend is als het huis van Dorp, thans bewoond door
den Notaris Jhr. Stoop van Strijen, doch dat zijn onderzoek daar
over nog niet is afgeloopen.
In verband met het door hem voorgedragen stuk «De koorde-
dansers politiek» deelde hij een gedichtje mede op Pieter Magito.
Vervolgens werd dooi' den Secretaris het jaarlijks verslag van
den toestand en de werkzaamheden tot 22 Februari van de
Vereeniging uitgebracht: door den Bibliothecaris het verslag
van den aanwinst der bibliotheek der vereeniging: terwijl uit
de rekening en verantwoording van den Penningmeester bleek
dat de ontvangsten gedurende het vorige jaar bedragen hebben
/'532.25 en de uitgaven ƒ437.13, zoodat er een batig saldo van
ƒ95.12 in kas was.
De rekening werd door eene commissie bestaande uit de hee-
ren van Eelders, Huijgens, Oudewater en Wiehei’S nagezien en
in orde bevonden.
De heer Zwart deed verder eenige belangrijke mededeelingen
over de benoeming van een Roomsch Katholiek priester als
pastoor te Rijswijk, n. 1. Everardus Stalpaert van der Wielen en
over diens toelating aldaar door den magistraat van ’s-Graven-
hage in hun qualiteit als ambachtsheeren van Rijswijk.
Naar aanleiding der mededeeling. dat de oude kerk aldaar
binnen eenigen tijd zal afgebroken worden, zal er getracht
worden de eventueele zaken van kunstwaarde, grafzerken enz.
te behouden. Ten slotte besprak de heer Wichers eenige bijzon
derheden omtrent den moord van de Gebroeders de Witt. naar
aanleiding van een merkwaardig boekje getiteld: Aanteekenin-
gen bij het treurspel genaamd de Haagsche broedermoord of
Dulle blijdschap waarvan J. Oudaen de schrijver is, en waarin
o. a. een brief van den scherprechter gedrukt is, met aanteeke-
ningen betreffende de pijniging van Gornelis d Witt en het
verslag van den zilversmid Verhoed' die bij den moord tegen
woordig was. (Zie Haagsch Jaarboekje 1894, blz. 96 e. v.)
Op de daarop volgende vergadering van werkende leden op
22 Maart werden door den voorzitter eenige woorden gewijd