2 vooruit! Uw viertal jaren, reeds vele Geen vrees, dat zelfverwijt of blaam, dien lof weersprekend, U de oogen neer doe slaan; Blik fier en vrij terug; reeds menige eerzuil teekent Uw afgelegde baan. Uw woord getrouw, schoot ge, als een zon, uw stralen neder In ’t nachtlijk heiligdom Des doods, en sloegt er ’t naakt en koud gebeente weder Den levensmantel om. Ja, ’t leven draagt ge in u en vruchtbaar deelt gij ’t mede, Vooruit dan 1 kamp en zwoeg; Want kracht is arbeidsplichtweg met den tragen vrede, Die domlend zegt: Genoeg! in glorie ziet geschreven Op d’ eindpaal van den nacht Dwing eerst den dood geheel zijn roofschat weer te geven: Aan u is de overmacht. Een kleine vlam verdrijft in wijden kring het duister Zoo spreidde uw kort verleen, eeuwen ver zijn luister. Nogtans, blik om u heen Wat halve klaarheid nog: wat donkre zijspelonken, Ruk ze open; jaag uw licht Steeds voller, breeder voort, steeds rijker levensvonken Den dood in ’t aangezicht Wien dankt gij de ademtocht, den bloedstroom, die uwe aadren Met heldenkracht vervult? ’t Is kinderplicht; vooruit! Gij zonen, wekt uw vaadren Erkent en kwijt uw schuld! Hunne asch vraagt rekenschap van ’t u vermaakte leven. Wee ’t kroost, dat weigrcn zou, Bij de eigen machtloosheid der oudren, blijk te geven Van dankbaarheid en trouw. Blaast ze aan, hun laatste vonk ze is waard opnieuw te ontvlammen Geen rust, aleer ge uw naam

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 113