14
CORNELIS CORNELISZ. JOL, ENZ.
9 Zie Verslag Haagsch Jaarb.
1894, bl. 12. (Red.)
CORNELIS CORNELISZ. JOL,
bijgenaamd Houtebeen.
Cornells Cornelisz. Jol,
ervaren zeeman, gelijk Nederland
telde, was
veilingen
een even ruw als .dapper en
er destijds velen
omstreeks liet begin der 17e eeuw te Sche-
geboren. Hij ging als scheepsjongen varen
en oefende zich in het practische leven dermate, dat
het bestuur der West.-Indische Compagnie hem in
1628 het bevel over een jacht opdroeg. Reeds voor
dien tijd had hij in een gevecht een zijner beenen
verloren. Aan het houten been, daarvoor in de plaats
gekregen, dankte hij zijn bijnaam. Hij liep daarmee
echter zoo snel, dat men zijn gebrek kwalijk bemerkte,
en bleef aan boord even zoo rap, als anderen met
twee gezonde beenen. In dienst opgeklommen, behield
hij den ouden eenvoud en at, als bevelhebber, zelfs
den gewonen scheepskost. Zijne ondergeschikten, die
hem als hun vriend beschouwden, waren zeer aan hem
gehecht. Siebert Cornelisz., een jongere broeder van
hem, die op zijne tochten ter loops genoemd wordt,
bevoer insgelijks de zee.
Overigens is van zijn bijzonder leven niets opge-
teekend. In het bekende werk „Leeven en daaden der
doorluchtigste zeehelden”, dat in 1683, veertig jaren
na zijn dood, te Amsterdam het licht zag, wordt
slechts een vluchtig overzicht gegeven van hetgeen hij
na 1638 ondernam.
Gelukkig geeft Joannes de Laet, die als bewindhebber
der West-Indische Compagnie over officieële bescheiden
kon beschikken, in de Historie der Compagnie, welke