19 CORNELIS COBNELISZ. JOL, ENZ. waar 22 schepen lagéil, 350 Spanjaarden te bestrijden. Alle beschikbare manschappen der onzen gingen op de kleine vaartuigen over, naderden bij nacht, slaagden er in te landen en vertoonden zich den 13 Augustus. Zij dreven den vijand, die aanvankelijk kloekmoedig weerstand bood, tot binnen de stad terug en overmee sterden haar. Men achtte dit bedrijf, waarover niet in bijzonderheden kan worden getreden, eene der stoutste daden door het volk der W. I. Compagnie verricht. De gouverneur, die in een naburig klooster de wijk had genomen, weigerde echter zelfs een enkelen reaal als brandschatting of losgeld te betalen, naar men voorgaf, omdat de Koning zulks op doodstraf had ver boden. Hij verwachtte, dat spoedig van elders hulp zou opdagen. De onzen, die het begrepen en te zwak waren tot eene voortdurende bezetting der plaats, ver genoegden zich met 9 schepen en vele gevangenen mede te nemen. De overige vaartuigen staken zij in brand doch lieten de stad verder ongemoeid. Vijf der genomen schepen verkochten zij later aan Spanjaarden. De ge vangenen lieten zij los, op een viertal na. voor welke toch nog losgeld werd betaald. Den 24 Augustus onder zeil gegaan en 18 September op de hoogte van Natanza gekomen, zette de vloot koers naar de straat van Bahama voor de thuisreis, met achterlating van de Otter, de Nachtegaal en de Oijsseling. Jol en de andere commandanten moesten zich vergewissen, of het indertijd door ons bezette St. Martin werkelijk door de Spanjaarden heroverd was, en voorts alles verrichten wat de dienst van de Compagnie zou vereischen. Jol bleef kruisen, niet altijd verzeld van de anderen. Na 30 pijpen wijn veroverd te hebben, vertoefde hij van 27

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 130