24
CORNELIS CORNELISZ. JOL, ENZ.
tegenkanting. Deels uit naijver, deels uit kleinmoedig
heid, stonden zij hem, wiens moed aan vermetelheid
grensde, in den strijd niet behoorlijk bij.
Den 14 April 1638 met eene vloot uit Texel ge
zeild, kwam Admiraal Jol, dien wij nu voortaan
insgelijks Houtebeen zullen noemen, te Fernambuco,
waar hij, in overleg met Joan Maurits eene onder
neming tegen de Spaansche Zilvervloot beraamde.
Daartoe ging hij den 22 Juli onder zeil met 14 schepen,
boven het gewone bootvolk 600 soldaten aan boord
hebbende. Den 31 Augustus kreeg hij in de wateren
van Cuba 8 galjoenen en 6 kleinere bodems in t zicht,
onder Don Carlos de Harra, die 28 April van Cadix was
gezeild, Carthagena, Portobello en nogmaals Cartha-
gena had aangedaan, en nu met zilver aan boord naar
Havana stevende. Op dit oogenblik 17 bodems onder
zijn vlag hebbende, ziet Houtebeen de Spaansche vloot
op zich afkomen. Hij wacht haar onverschrokken in
en klampt zelfs den Spaanschen opperbevelhebber aan
boord. De onzen geraken in het voordeel, en hebben
reeds een man in den mast doen klimmen, om de
vijandelijke vlag naar beneden te halen, toen 2 andere
galjoenen tot ontzet van hun admiraal komen opdagen.
Onverrichter zake komt de man uit den mast terug,
en Houtebeen, gedwongen voor de overmacht te wijken,
doet de entertouwen kappen. Slechts 3 andere bevel
hebbers hebben hun plicht gedaan; twee hunner zijn
met omstreeks 50 man in den strijd geblevendoch
alle overigen hebben zich op een afstand gehouden.
Geheel onder den indruk van het gebeurde, riep
Houtebeen ’s anderen daags alle scheepsbevelhebbers
bij zich aan boord, waar hij allen den gedanen eed
herinnerde en op hun plicht wees, dien zij zoo deerlijk