56 AANTEEKENINGEN BETREFFENDE MAATREGELEN ENZ. voorschrift in liet geheel niet op de erven bewaard worden, op eene boete van 6 ponden. Het bloed en de ingewanden, afkomstig van het slachten, mochten niet loopen in de gemeene goten of wateren, op boete van 3 ponden, doch moesten met alles, wat verder onbruikbaar was, weggevoerd worden naar de gemeentevuilnishoopen en aldaar begraven worden ter diepte van minstens 2 voeten, op eene boete van niet minder dan 17 ponden. De bleekers mochten het slachtafval, dat zij behoefden voor hondenvoedsel, niet anders door den Haghe ver voeren dan tusschen zons op- en ondergang, mits dan nog in dichte bakken of wagens, die niet overliepen, op eene boete van 3 ponden. Binnen het vierkant van den Haghe mocht men geen varkens houden, alweder op eene boete van niet minder dan 17 ponden. Daarop volgt een voorschrift aan het publiek, n.l. om geene onnuttigheden en onreinheden te doen in de Kercke, Kerckhof, Stadhuis enz., op poene dat ieder oud persoon, als overtreder, zal verbeuren 30 schellingen en het opperste kleed; de bedelaars of vagebonden zullen gedurende één uur voor het Stadhuis tentoon gesteld worden, met het ijzer om den hals, terwijl de namen der kinderen, die tegen dit verbod handelden, aan de respective scholen werden toegezonden; dan zullen zij aldaar wel gegeeseld worden. Het laatste was zeker een uitstekend middel om het schoolgaan te bevorderen. De aanduiding „onnuttigheden”, voor handelingen, die men liefst niet bij den naam noemt, is toch al zeer oneigenlijk, want ’t was de zeer nuttige voldoening aan eene natuurlijke behoefte, doch op eene daarvoor niet geschikte plaats.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 167