57 AANTEEKENINGEN BETREFFENDE MAATREGELEN ENZ. voor elke over- De laatste bepaling, die nu volgt, was niet de minste van beteekenis, wanneer zij nl.altijd door, naar eisch gehandhaafd had kunnen worden. In het algemeen werd toch verboden, dat asch ofte materie, ofte doode krengen, ofte den inhoud van secreten of stinkputten in de grachten, zoo binnen als buiten den Haghe, zouden vloeien, met de aanwijzing, dat dit een en ander moest gebracht worden op de Geest of andere landen aldaar gelegen en minstens op één voet diepte begraven en overdekt met aangestampte aarde. Alles op eene boete van 6 ponden treding. In verband met de beduchtheid voor infectie van de lucht (zie aanhef van de keur) mag men de aanwijzing van de Geest, als bergplaats voor de bedoelde stoffen, nog al bedenkelijk noemen en geeft dit aanleiding voor het vermoeden, dat men van eene aanmerkelijke uit breiding van de stad niet veel verwachting had. Omdat echter met de weinige gebaande wegen, het vervoer naar grooter afstand te kostbaar zoude worden, laat het zich denken, dat de Magistraat als bergplaats voor de genoemde stoffen de Geest toch minder schadelijk heeft geacht dan de grachten, ook, omdat velen het water daaruit zeker als drinkwater gebruikten. Met kwade betalers voor beloopen boeten scheen men niet veel omslag te maken. De officier, substituten en anderen, die bekeuringen deden, waren gemachtigd om uit des kwaden betalers huis zooveel panden te halen, dat de boeten daarop verhaald konden worden, doch aan de eigenaars moest geadverteerd worden, waar zij hunne panden konden inlossen. Hadden dienstboden of jongeren eene overtreding begaan, buiten voorkennis van hunne meesters, dan moesten laatstgenoemden toch

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 168