62 AANTEEKENINGEN BETREFFENDE MAATREGELEN, ENZ. In eene keur, gepubliceerd den 30 Januari 1666 werd gelast, dat iedereen de sneeuw, liggende vóór zijn huis, moest wegruimen, binnen 2 X 24 uren, op poene van Er mochten geene vergaderingen gehouden worden over gestorven kinderen, omme dezelve toe te maecken. De lijders mocht men afgezonderd in eigen woning en ook in een daarvoor gehuurd huis houden, en be stond daarvoor geen gelegenheid, dan moest men ze overbrengen naar het pesthuis, tusschen ’s avonds 9 en des morgens 6 ure. Den oppassers van zulke zieken werd ten strengste verboden om zich in andere huizen te begeven, tenzij man of vrouw van zulk een huis dit toestond. Aan de schuijtenvoerders en de wagenaers werd ten scherpste verboden om zieke personen of bedelaars uit andere plaatsen in hunne voertuigen op te nemen en naar den Haghe te voeren. Commissarissen moesten daarop gestreng toezien, en zoodra zij overtreding daar van bemerkten, werden de contraventeurs geconstringeert om zulke personen, met alle haer bijhebbende goet, wederom te brengen ter plaatse waar zij zijn op of ingenomen. Men mocht geene woning verhuren aan gezinnen uit andere plaatsen, of meubelen van daar in deze ge meente toelaten, tenzij aanBurgemeesteren van ’s-Graven- hage eene attestatie werd overgelegd, afgegeven door Magistraten van de plaatsen van herkomst, waarin werd verklaard, dat meubelen en goederen uit zuivere en onbesmette huizen zijn komende. Het was scherpelijk verboden om carossen of calessen te verhuren voor het begraven van dooden, die aan de besmettelijke ziekte gestorven waren.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 173