64 AANTEEKENINGEN BETREFFENDE MAATREGELEN. ENZ. aan den opzichter der aardewerken. Maarten v. Winden, opgedragen om den vuilnislieden aan te zeggen, dat ieder moest werken op eigen territoir, n. 1. grafelijk en gemeentelijk. Op 10 Februari 1663 werd door Magistraten besloten, om de meststalen aan de westzijde van den Haghe te verpachten. Op 17 Maart 1672 verleende de Grafelijkheid aan de stad „de gunste” om een meststaal te houden aan de noordzijde van het bosch, annex de sloot, volgens nadere aanwijzing en onder voorwaarden, dat de Ge meente nimmer eenig recht op den in gebruik genomen grond mocht laten gelden. Bij Resol: van Burgemeesteren 13 December 1673 werd Neeltje Wed. v. d. Engel, op verzoek van dekenen en hoofdmannen van de St. Anthoniusbuurt, aangesteld voor het ophalen van de vuilnis. Hoe velerlei de verplichtingen waren, die den inge zetenen in de tot hiertoe aangehaalde keuren werden opgelegd, zij kunnen niet voldoende zijn geweest tot bevordering van den gezondheidstoestand en van de algemeene reinheid maar van eenen geregelden dienst van gemeentewege, die voorzien moest in ’t geen bovendien noodig was. doch boven de krachten der ingezetenen ging, bespeurt men niets, totdat in conformite van den octroie bij de Ed. Groot Mog. I leeren Staten van Holland en de West-Friesland, 25 Februari 1683 melding wordt gemaakt van een bestek en conditiën, waarnaar gegadigden konden inschrijven om pachter te worden van eenen dienst, die overeen komt met wat men thans noemt de openbare reiniging. Dat bestek bestaat uit 39 artikelen, die waarschijnlijk den samensteller heel wat hoofdbreken hebben gekost,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 175