112
DE RIJKSGIETERIJ, ENZ.
Maritz, van Burgdorf in het kanton Bern, die ’t eerst
in 1713 geschut massief heeft bewerkt op de horizontale
boorbank met draaitafel zijner vinding.
Maritz’s oordeel was, dat noch de boorbank, noch
de ovens geschikt waren, goed geschut te vervaardigen,
waarom hij met goedvinden van de Staten drie nieuwe
ovens heeft gebouwd, een nieuwe boorbank heeft in
gevoerd en nog een vleugel bij het gebouw beeft
doen bouwen.
Maritz ving de werkzaamheden aan in 1773 en zette
die voort tot aan zijn overlijden op 23 Jan. 1807 in
dit tijdvak heeft hij 348 goten gedaan en leverde 3117
vuurmonden af.
Ingevolge resolutie van de Raden van Staten van
de Vereenigde Nederlanden van 26 April 1781 is nog
een nieuwe boormachine opgericht in het zoogenaamde
boorhuis, gelegen aan de Noordzijde van het Haagsche
Bosch, waarmede men op 2 December 1782 begon te
werken.
Bij Staatsbesluit van 20 Mei 1807, No. 23 waren
hem reeds zijne twee zonen Louis Ernst en Jean George
Amadée toegevoegd geworden; na zijn dood deden
deze broeders, van wie de laatstgenoemde zich in 1813
als gieter naar Straatsburg begaf, den 21sten Febr. 1807
hun eerste goot, beginnende met A1- T2, in alles
43 goten.
De geschutgieter L. E. Maritz ving den 19den Febr.
1814 aan, voor het Nedërlandsche gouvernement te
gieten, beginnende met de letter V2.
Den 26sten Mei 1826 deed hij met zijn zoon Jean
Jacques Maritz, onder de firma Maritz en Zoon, de
eerste goot geletterd N1.
In 1849 hield deze firma op te bestaan en deed de