24
113
DE RIJKSGIETEBIJ, ENZ.
geschutgieter J. J. Maritz den oden April 1850 zijn
eerste goot, geletterd P11.
De drie geslachten Maritz hebben in den loop der
tijden den lande met roem en eere als geschutgieters
gediend; op bijzonderheden hunner verrichtingen komen
wij later terug alleen zij hier vermeld als bewijs der
deugdelijkheid van het geschut, dat in 1773 een proef
werd genomen met twee houwitsers van 3 U’ en
daarvan het volgende rapport werd uitgebracht
„Uit elk kanon werden 1575 schoten gedaan; 1500
met kogels en 75 met kartetsen, dikwijls met zeer snel
tempo, zonder dat de vuurmonden onbruikbaar werden
en niet minder werd daarvan blijk, gegeven bij de ver
dediging van Maastricht in 1793, toen een aantal door
hen gegoten kanonnen van 24 tl' geen andere gebreken
schijnen te hebben bekomen, dan dat de zundgaten
uitgeschoten waren, niettegenstaande uit ieder van die
vuurmonden naar getuigenis van Artillerie-Officieren,
ongeveer 1000 schoten waren gedaan, terwijl volgens
rapport van den generaal Lamartillière in Frankrijk
kanonnen van 24 tt' na 37 ii 60 schoten onbekwaam
werden.
Reeds is vermeld, dat de gieterij te ’s Gravenhage
bijzonder eigendom der Provincie Holland wasmet
vergunning der Staten van dit gewest lieten de Raad
van State en de Admiraliteit van de Maas er het
voor hunne collegiën benoodigd geschut vervaardigen.
Het blijkt niet hoe van de zijde der verschillende
departementen controle over de werkzaamheden der
gietmeesters werd gevoerd. Wel vindt men aangehaald
in de resolutie van de Ed Mog. Heeren Raden van
State der Vereenigde Nederlanden van 26 April 1770:
„dat de geschutgieter J, Verbruggen ingevolge Art. 24
8