116
DE RIJKSGIETERIJ, ENZ.
„lang canon a 12 tl' bals, in de jaaren 1775 en 1776 door Maritz ge-
..gooten.” Als inspecteur van ’stands grofgescliutgieterij wordt genoemd
Musly; deszelfs adjunct heet Waschenfelder. Be proef zou plaats hebben
„op het land alwaar de laatste proeven zijn geschied.” Schudjebeurs
was ten noorden door de proefplaats van het geschut belend. Bit stuk
land, liggende tusschen Schuddegeest en Schüdjebeurs, werd 9 Juni
1779 aan Mr. ten Hove verkocht. (Red.)
Den 24en Mei 1776 werd de kapitein Wasschenfelder
tot adjunct-inspecteur benoemd en na liet overlijden
van den kolonel Muslij op 26 Oct. 1777 tot inspecteur.
Na den dood van den majoor Wasschenfelder, in
1780, werd de majoor B. E. Paravicini di CapeUi.
inspecteur der Hollandsche magazijnen, tevens tot in
specteur der grofgeschutgieterij aangesteld, in welke
betrekking hij in 1794 nog als generaal-majoor werk
zaam was. Bij de organisatie van het korps artillerie
in Juli 1795 werd de luitenant-kolonel J. C. Paravicini
di Capelli, zoon van den generaal-majoor, tot inspec-
teur-generaal over de geschutgieterij en magazijnen
benoemd, welke betrekking hij tot 1806 bekleedde.
Den 18 Juli 1803 werd genoemde luitenant-kolonel
inspecteur-generaal der magazijnen, in plaats van den
gepensionneerden kolonel R. Althuizen, tevens tot
kolonel en chef van het wapen der artillerie benoemd.
l a de oprichting van het koninkrijk Holland werd
in 1807, de uit Franschen in Hollandschen dienst over
gekomen kolonel Demarcay tot commandeerend officier
van het vereenigd artillerie- en genie-korps benoemd
deze hoofdofficier beval, dat het Hollandsche geschut
voortaan op de Fransche wijze zou worden beproefd.
In 1809 stond de geschutgieterij onder toezicht van
den kolonel der artillerie P. In de Beton, die in dat
jaar met de Gebroeders L. E. en J. G. A. Maritz een
vijftienjarig contract voor levering van geschut sloot.