136
DE BIJKSGIETEEIJ, ENZ.
1758
naar
gezondheid. Toch blijkt uit brieven dat hij met zijn
broeder een werkzaam deel heeft genomen in het bestuur
der gieterij te Straatsburg.
In 1748 werd hem door den Raad der stad Bern
een jaargeld van 10000 livres toegekend en voerde hij
den titel van geschutgieter der republiek Bern, benevens
denzelfden titel van de republiek Genève.
Vermoedelijk weder om gezondheidsredenen moest hij
in 1758 een aanzoek van den prins van Lichtenstein
om naar Weenen te komen, afslaan; hij overleed te
Genève, bijkans blind, in 1786.
VII Zijn zoon Johannes Maritz geb. 7 Sept. 1738
is de eerste Maritz, die toegerust met de noodige be
kwaamheden, voornamelijk opgedaan onder de leiding
van zijn oom Johannes, in Nederland en wel te ’s Graven-
hage als geschutgieter werkzaam was.
Toch blijkt het oorspronkelijk niet de bedoeling te
zijn geweest om hem in de „kunst van het geschutgieten”
te laten opleiden; we vinden hem n. 1. van Oct. 1754
tot Dec. 1758 te Bern als leerling in een lakenhandel
hij schijnt dus tot zijn 20e jaar weinig of niet te zijn
ingewijd in de geheimen van het vak, hetwelk zijn
voorvaderen en verwanten roem en geld had doen
verwerven. Hij ontving dus vermoedelijk eerst na 1758
opleiding van zijn oom Johannes; was voorloopig eenigen
tijd te Straatsburg werkzaam om met de door dezen
ingevoerde werkwijze vertrouwd te geraken, en ging in
1767 naar Spanje, alwaar hem het beheer over de
kanongieterij te Barcelona werd opgedragen.
In het laatst van 1769 reisde hij naar Genève teneinde
zijn vader te raadplegen over een zeer voordeelig aanbod
hem door de Staten van Holland gedaan om aldaar het
bestuur der geschutgieterij te ’s Gravenhage over te nemen.