158
alsmede weet, dat zijn naam verbonden is aan de oudere
landhuizen nabij liet tolhek van den beroemden weg
naar Scheveningen, was de eenmaal vastgezette dwaling
blijkbaar nog heerschende, toen onlangs het afgietsel
van zijn beeld op het monument beschreven moest
worden voor de zaal der pleisterwerken in liet Rijks-
museum te Amsterdam. In hetzelfde jaar 1893 ver
scheen een fraai boekje over genoemde Haagsche Groote
Kerk, eene studie van den geschied- en oudheidkundigen
Mr. P. van den Brandeler, eene als altijd keurige uit
gave der firma W. P. van Stockum Zoon. Daarin
lezen wij, op blz. 38. aangaande dezen Landgraaf:
»De overplaatsing van zijn stoffelijk overschot naar de
tegenwoordige grafstede, geschiedde eerst veertig jaren
later, en wel op 18 Mei 1761.”
Nu zegt de Nederl. Mercurius voor Juli 1722, blz.
50, na in Juli van het voorafgaande jaar, blz. 66, het
afsterven van den landgraaf Philips te Aken, op den
juisten dag vermeld te hebben, dat men in Juni 1722
aangevangen had „op te rigten de uitmuntend schoone
grafstede voor den Prins van HessenPhilipsthal”, en
dit bericht toont, dat men bezig was de deelen van
het gedenkteeken in elkander te zetten, geheel over
eenkomstig met de beschrijving, die De Riemer daarvan
openbaar maakte in 1730, en gelijk wij het gedenk
teeken kennen. Jammer, dat, ook weder hier, de naam
van den ontwerper of den vervaardiger onvermeld bleef.
Dezelfde Mercurius van Mei 1761, 2de stukje, blz.
264, heeft de volgende „nieuwstijding”
»Den 13den (Mei 1761) overleed te Breda de Prins
Willem van Hessen—Philipsthal, generaal van de Cavallerie
van dezen Staat en gouverneur van voornoemde stad, in
den ouderdom van 69 jaren”.
HET GRAFMONUMENT, ENZ.