159
HET GRAFMONUMENT, ENZ.
Op de hoffelijke uitnoodiging van den schrijver der
bovenstaande regelen, heb ik met genoegen naar de
beantwoording gezocht van het gevraagde. Ik mag dit
niet weigeren aan de belangstelling in een onderdeel
der studie van de Haagsche Geschiedenis en Oudheden,
terwijl ik hiermede een erkentelijk bewijs tracht te
geven, dat de welwillendheid der Heeren Kerkvoogden
door mij als eene verplichting wordt beschouwd om
te trachten aan hunne gunstige medewerking zooveel
mogelijk te voldoen. Ik bepaal mij daartoe, door woorde-
De onderstelling ligt voor de hand, dat deze generaal
den 18den derzelfde maand begraven werd, waar de
gelijknamige Landgraaf, wiens zevende kind hij was,
sedert 1721 rustte, of dat de Vader eerst toen uit
Maastricht, of uit een ander graf werd overgebracht
naar de grafplaats, waarop het monument betrekking
had. De beantwoording daarvan kan geschieden door
de Haagsche luiboekjes, alsmede door de grafregisters
en rekeningen der Sint-Jakobskerk, misschien door een
der couranten uit die dagen.
Met volhardende nauwgezetheid worden de graf
boeken der genoemde kerk voor de uitgave bewerkt
door den heer M. G. Wildeman. Aan dezen ijverigen
onderzoeker zij de rechtmatige eer gelaten om dit kleine
vraagstuk op te lossen, en elke gissing tot zekerheid
te brengen, waarvoor de beoefenaars der geschiedenis
van de Hofplaats hem zeer erkentelijk zullen zijn.
Wat hier volgt, is zijne volkomen geloofwaardige
mededeeling, die eiken twijfel doet ophouden en een
welbestede moeite zal zijn tot volmaking van den ver
dienstelijken arbeid van den bevoegden geschiedschrijver
der Haagsche Groote Kerk.