172 OUD-HOLLANDSCHE KUNST. tigde bevolkings-centra en van de stede-verbonden, de eerste Hansa.In Tiel o. a. hadden, volgens den chronïekschrijver Alpert (zie A. Wauters, 1. 257) de kooplieden reeds ten jare 1020, krachtens keizerlijke concessie, eene associatie en het recht om hunne ge schillen onderling te regelen. Het voorbeeld aldus door de kooplieden gegeven, het werd gevolgd door de visschers en straks door de wevers, de looiers, de brouwers, de bakkers, de slagers, enz en dit met of zonder medeweten der overheid, die hen aanvankelijk duldend, later tegen betaling eener jaarlijksche som, het Genossenschaftsrecht” verleende (zie Karl. Dietrich Hülleman. Stiidtewesen des Mittelalters. 1. 321). Ook in dezen waren het de steden van Noord-ltalië die blijkbaar weder het voorbeeld hadden gegeven, Ka venna o. a. bezat reeds in de eerste helft der X'le eeuw haarvisschers-gilde, en Venetië en Genua zij bezaten reeds lang voordien de instellingen, waardoor zij in staat waren om de markt- en stapel-plaatsen te worden voor den handel van het Oosten met het Westen. De handel en de scheepvaart dus, uit behoefte aan be scherming, aan steun en aanrechts-zekerheid, zij vormden onze eerste gilden, en die gilden of coöperatiën in hun drang naar vrijheid en recht en in hun streven naar een invloedrijk bestuur, zij waren het, die, ’t zij door geldelijke offers, ’t zij door overreding, ’t zij door geweld, den eersten stoot gaven aan het ontstaan der steden. Reeds ten jare 1103 o. a. zien wij de kooplieden van Luik en van ITuy, door tusschenkomst van den bisschop van Luik bij den aartsbis schop van Keulen de klacht indienen, dat hunne rechten door de kooplieden van Keulen benadeeld werden, deze klacht werd onderzocht, door de schepenen der stad gegrond bevonden en hunne vrijheden en tolschatting bij brief van 4 Dec. 1103 bevestigd en nader geregeld. (A. Wauters, I. p. 344.)

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 286