174
OUD-HOLLANDSCHE KUNST.
eene vroeger, de andere later mede stedelijke rechten
en vrijheden deelachtig te worden. Zoo ontstonden onze
steden, een ontstaan bijna overal weder verschillende,
en zulks al naai- dat zij waren Grafelijke of Bis
schoppelijke of Keizerlijke steden, of wel zich zelve
(zooals in Friesland) met goedvinden van de omgelegen
plaatsen een stedelijk bestuur hadden gegeven, gelijk
o. m. Franeker.
Van eene bepaalde stichting van steden, kanbehoudens
eene enkele uitzondering, dan ook geen sprake zijn en
tot die uitzonderingen behoort als curiosum het kasteel
Staveren op de Veluwe, welks bezitter ten jare 1298
„stadsrechten" wist te erlangen voor eene stad, die hij
hoopte, dat zich om zijn kasteel van lieverlede zou ont
wikkelen, maar die nimmer tot ontwikkeling gekomen is.
Evenals in de Romeinsche steden, zoo had volgens
Wauters (I. p. 235) „dès la première heure de la liberté
„communale, la commune en titre d’être collectief, le
„droit d’acquérir, de posséder et d’aliéner des biens” en
voorts het recht om een zegel te voeren, en zich een
stede-huis met toren (beffroi, belfroot of belfried) te
bouwen, een toren bestemd tot ophanging der stedelijke
klokken, welke de poorters (van portus, handeldrijvende
plaats, in Vlaanderen was oudtijds de naam poorter
dan ook synoniem met dien van coopman) ’t zij ter
vergadering moesten roepen, ’t zij hen bij brand of
onraad moesten waarschuwen. 1)
K. I). Hüllmann zegt in zijn„Stadtewesen des Mittelalters” III
p. 58: „In dein Gerechtsameh einer Stadtische G-emeinheit gehörten
„ein Siegel, eine Rathsglocke (zur Berufung der Mitglieder des Raths)
„ein Wacht-Thurm, theils als Gefangnis, theils mit der Larm-Glocke,
„zum Aufgebote der Bürgerschaft bei Feuersbrünste, Aufruhr und anderen
„Gefahren.”