183 QUD-HOLLANDSCHE KUNST. belangen, en de plaats tevens alwaar recht werd ge sproken over hem of haar, die zich tegen die belangen vergreep, dat het raadhuis, werd beschouwd te zijn de tabernakel der burgerlijke vrijheid, de burcht der wet, en de tolk, het monument van vrijheid en zelfbestuur. Om het enthousiasme te kunnen begrijpen, waarmede de bevolking dier steden zich zelve verschillende lasten en offers heeft opgelegd, ten einde binnen enkele jaren den bouw harer raadhuizen te kunnen bekostigen, moet men zich terugdenken in die vroegere dagen, toen het bezit van burgerlijke rechten en van volkomen bewe- gings-vrijheid, niet gelijk nu, iets was dat van zelf sprak, en krachtens eene overal geldende wet, eens ieders deel wasintegendeel, alleen dank zij den moed, de kracht, het zelfbewust optreden, en ten koste van tal van geldelijke offers was die vrijheid verkregen, die nog bij voortduring in gevaar, steeds omzichtigheid eischte, wilde men haar behouden en menigmaal ook nieuwe offers vroeg, als de souverein mocht goedvinden om op de eens verkregen voorrechten en privilegiën inbreuk te maken. Het bezit dier vrijheid was bovendien meer dan alleen een genot voor zich, het was tevens het middel, om door nijverheid en handel tot bloei èn tot welvaart èn tot rijkdom èn tot een hooger levensgenot te komen. Welnu het stede-huis, het werd onwillekeurig het sym bool dier vrijheid, het symbool van den stedëlijken bloei, het monument, in welks afmetingen en pracht, men onderling wedijverde, en hoog boven de wallen en hoog boven de muren uit, moest reeds dat stede-huis van uit de verte den vreemdeling getuigen van de bloei en van de beteekenis der stad die hij naderde. Wel is het verbazend jammer, dat niet elke stad,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1895 | | pagina 297