190
OUD-HOLLANDSCHE KUNST.
Zie de Riemer II. bladz. 384.
„Scepenen uten Haghe med onsen Meyster uier Haghe,
„die onse Hof aldaer verwaert, Coeren en Voorboden
„mogen maken op wyn, broot, bier of voeder-coirn
„en op voijder te paerde, op weghen, op straeten en
„op weteringhen, enz.” Den lOden September van
het jaar 1400 verleende Graaf Aelbrecht tot ons Dorps
behoif: „dit het recht de Vleesch-Halle te houden, tot
„sulcke nutscap, renten en profijt als dair of quam,
„alsooc alle profijt van Visch-marct of van accijs.”
De gifte van de neeringhe van den Wijn-tap .was
reeds in Januari 1397 verleend, en bij brief van 6 Nov.
1407 bepaalde graaf Willem VI, dat: „onse Bailju, die
„nu is of namaels wesen sal, uyt onsen goeden Wail-
„geboeren en Huysluden voirt alle jair op St. Catharij-
„nen-dach kyesen sal en setten sal zeven goede eersamige
„mannen, die drie Jair achter een binnen onzer Ambochte
„woenstat gehouden hebben, Scepenen te wesen in onse
„Dorpe en Ambochte voirsz. een jaer lang”.
Zoo kwam 's Gravenhage van lieverlede in het bezit,
wel niet van stads-br leven, of van een stad-recht,
maar toch feitelijk in het bezit van het meerendeel der
privilegiën, bij zoodanige brieven aan eene stad verleend.
In het octrooi „op ten X.VIIIten dach in Mairte in
„’t jair ons Heeren duysent vier hondert een ende vyftich
„nae den loip ons Hoofs Hollant”, stond Philips van
Bourgoingnen aan den Haghe toe om eene Wees-camer
te mogen stellen en werd de verkiezing der Schepenen
nader geregeldin dit stuk is tevens voor het eerst
sprake van het Dorpshuys tan den Hage" en daarmede
komen wij met ons Raadhuis op historisch terrein.
Hoezeer er in eene acte van 28 April 1460 ge-