204
OUD-HOLLANDSCHE KUNST.
Van een brand van liet raadhuis ten jare 1732. waarvan in een dooi
den Arch. Directeur der Gemeentewerken aan B. en W. dato 15 Jan,
1883 uitgebracht restauratie-rapport sprake is, blijkt in de officieele
stukken van dat jaar niets.
In 1733 had do groote aanbouw aan de west-zijde
plaats, waardoor het raadhuis aan die zijde zijn schil
derachtig aanzien grootendeels verloor, en in 1883
eindelijk volgde de oostelijke aanbouw, nadat voor dien
aan de n. o. zijde, ter plaatse der Oude Hal, het
politie-bureau was gesticht; het is zeer zeker te betreuren,
dat het Gemeentebestuur zich indertijd, vóór den bouw
van het politie-bureau en van den oost-vleugel niet den
eigendom verzekerd heeft van al de huizen, welke het
toen nog ontbrak van het blok, besloten tusschen de
Groenmarkt, het Kerkplein en de Groote Hal-straat.
om daarop, in aansluiting aan, en in den karakteristieken
stijl van het raadhuis van 1564, een monumentaal ge
heel, een de Residentie waardig raadhuis te stichten,
in plaats van die niet bijeen passende aanbouwingen,
en in plaats van nu voor buitengewone prijzen nog
overstaande huizen te moeten aankoopen ter erlanging
van bureau-ruimte.
De aanbouw van 1733, die breed opgevat en niet
angstvallig, ja inwendig zelfs betrekkelijk rijk is be
handeld, bezit geheel het karakter van den bouwstijl
dier dagen, die althans nog eenig karakter bezat, doch
dit kan niet gezegd worden van het in stucadoors-stijl
opgetrokken politie-bureau, en evenmin van den oos-
telijken aanbouw van 1883, welks gevel slechts eene
copie is van dien van 1733 en welks bouwmeester
het besef noch de takt heeft gehad, om althans
met dien aanbouw het oude raadhuis niet te drukken,
niet te beklemmen en diens oostelijken topgevel niet te